Start
Home
VVS WVS
De Werkgroep
WVS Mailinglist
WVS Meetings
CVAP
Waarnemers Totalen
HADS project
Downloads
Veranderlijke Sterren
Inleiding
Cataclysmische Veranderlijken
Eclips Veranderlijken
Eruptieve Veranderlijken
Pulserende Veranderlijken
Waarnemen
Hoe?
Programma
Rapporteren
Observaties
Lichtcurve generator
Online DB
Publicaties
CV circulaires
Handboek
Variable Stars, Visual Light Curves
Links
Organisaties
Info
 
Quick Links

VVS homepage

WVS Lichtcurve generator

Online WVS DB

AAVSO Charts


Quick Links

VVS homepage

WVS Lichtcurve generator

Online WVS DB

AAVSO Charts

Hoe gaan we te werk bij het waarnemen?

Wat heb je nodig?

Verrekijker en/of telescoop

Om veranderlijke sterren waar te nemen heb je niet veel nodig. Met een gewone verrekijker, zoals een 7X50, kan je reeds tientallen veranderlijke sterren waarnemen. Telescoopbezitters dienen zich ook geen zorgen te maken, ieder type telescoop is goed om veranderlijke sterren waar te nemen. Het is wel van belang dat je je telescoop vlot en gemakkelijk kan bedienen, een log en onhandig instrument doet het enthousiasme snel afkoelen. Des te groter de telescoop des te zwakkere veranderlijken je kan volgen. Uiteraard is er voor ieder instrument een interessant waarnemingsprogramma op te stellen. Als je een klein instrument hebt dan kan je de zwakke veranderlijken niet volgen, maar met een groot instrument is het niet aangewezen om heldere veranderlijken te schatten. Gebruik dus steeds het kleinste instrument dat je ter beschikking hebt en waarmee je de veranderlijke comfortabel kan zien om de veranderlijke te schatten.

De zoeker

Het moeilijkste deel van het waarnemen van veranderlijke sterren is het opzoeken van de veranderlijke. Hier is wel wat volharding nodig! Een goede zoeker kan deze taak heel wat vergemakkelijken. Dat geldt uiteraard niet alleen voor het opzoeken van veranderlijke sterren maar ook voor het opzoeken van andere objecten. De standaard 6X24 zoekertjes kan je best vervangen door een 6X30 zoeker, of beter door een 8X50 zoeker.

Oculairen

Een variabelist gebruikt gewoonlijk 2 oculairen. Een eerste oculair zorgt voor een kleine vergroting om de veranderlijke op te zoeken en de heldere veranderlijken te schatten. Een tweede oculair zorgt voor een grotere vergroting om de zwakkere veranderlijken te schatten. Welke vergrotingen je best kiest hangt af van je telescoop en je eigen voorkeur. Er geldt slechts één regel, comfortabel kunnen waarnemen.

Sterrenatlas

Om de veranderlijke in eerste instantie te kunnen lokaliseren heb je een atlas nodig. Hiervoor is bijvoorbeeld de AAVSO atlas en de Uranometria zeker geschikt. Uiteraard kan je ook je eigen kaarten maken m.b.v. een programma als Megastar en Guide. Let er wel op dat je de veranderlijke niet mag schatten aan de hand van de magnitudes gegeven door deze programma's. Hiervoor gebruik je de kaarten voorgeschreven door de werkgroep. Dit zijn gewoonlijk de AAVSO kaarten.

Zoekkaarten

Om de veranderlijke te schatten gebruikt de werkgroep voornamelijk de kaarten uitgegeven door de AAVSO (American Association of Variable Star Observers). Enkel indien er geen andere kaarten beschikbaar zijn of indien de sequentie van de bestaande AAVSO kaart echt te wensen overlaat worden er kaarten van andere organisaties gebruikt. De kaarten zijn voor VVS leden gratis verkrijgbaar bij de werkgroepleider of kunnen gedownload worden van de AAVSO homepage charts.aavso.org. Maak in ieder geval nooit je eigen kaarten met computer programma's om veranderlijken te schatten!
De AAVSO kaarten zijn gemaakt in diverse schalen en grensmagnitudes. De schalen worden met letters aangeduid en zijn rechts bovenaan de kaart tussen haakjes aangegeven.
Onderstaande tabel geeft een overzicht van de bestaande schalen.

Kaart schaal/mm veld
a 5' 15°
b 1'
c 40"
d 20"
e 10" 30'
f 5" 15'
g 2.5" 7.5'

Bij de a- en ab-kaarten staat het noorden (N) bovenaan en het westen (W) rechts. Ze zijn geschikt voor gebruik met een verrekijker of een zoeker. Bij de andere kaarten staat het zuiden (Z) bovenaan en het oosten (E) rechts en zijn geschikt voor telescopen met een omkerend beeldveld. Voor de schalen b tot g bestaan er ook reversed charts. Bij deze kaarten staat het N bovenaan en het E rechts en zijn geschikt voor gebruik met en zenitprisma.
In de header van de kaarten vind je naast de schaal uiteraard ook de naam van de veranderlijke terug. Links bovenaan vind je in een kadertje de Harvard designation terug. Deze designation is niets anders dan de ruwe positie van de ster voor epoch 1900. De 2 eerste cijfers geven de rechte klimming in uren, de volgende 2 cijfers de minuten. Deze 4 cijfers worden gevolgd door een + of - teken en 2 twee cijfers om de declinatie in graden aan te duiden. Wanneer er meerdere veranderlijken nabij deze positie staan wordt de designation aangevuld met een letter. Verder vind je op de kaart ook de nauwkeurigere positie terug, de gemiddelde maximum en minimum magnitude, het type van de ster, de spectraal klasse en de datum dat de kaart is aangemaakt. Op de kaart zelf is de veranderlijke aangeduid met een open cirkeltje. Dit cirkeltje wordt vaak benadrukt met 4 lijntjes of op oudere kaarten met een puntje in het midden. Naast de andere sterren vind je getallen. Deze getallen zijn de helderheden van de vergelijksterren waarmee je de veranderlijke gaat schatten. De helderheden zijn aangegeven zonder decimale punt om verwarring met een sterretje te voorkomen. Een ster met het getal 95 is dus een ster van magnitude 9.5.

Waarnemingsmethode

Het opzoeken van de veranderlijke

De veranderlijke zoek je best op door "starhopping". Dit is het "springen" van de ene ster naar de andere ster. Eerst zoek je de veranderlijke op in een atlas en vergelijk je de AAVSO kaart met de atlas. Op de meeste AAVSO kaarten komt er wel een ster voor helderder dan magnitude 8. Je lokaliseert die heldere ster op de atlas. Tracht dan op de atlas de gemakkelijkste weg te vinden naar die ster, vertrekkende van een heldere ster die je met het blote oog kan zien. Richt je zoeker op de ster die je met het blote oog kan zien en vergelijk het beeldveld in je zoeker met de atlas. Tracht figuren te vormen met heldere sterren, zoals een driehoek, trapezium, of boogje enz. Oriënteer je atlas zoals het beeldveld in je zoeker en beweeg je kijker in de richting van de doelster. Hierbij vergelijk je steeds het beeldveld in je zoeker met je atlas. Vorm steeds figuren. Zorg ervoor dat je de figuren ook steeds in de atlas terugvindt. Zo voorkom je dat je verloren loopt. Indien het beeldveld in je zoeker op een bepaald moment toch niet meer overeenkomt met je atlas ga je een stapje terug. Indien je dan het beeldveld ook niet meer herkent begin je best van voor af aan. Het zoeken is in het begin een moeilijke opgave. Eens je de techniek onder de knie hebt zal het opzoeken zeer vlot verlopen. Van zodra je de doelster gevonden hebt plaats je de ster in het beeldveld van je kijker. Vanaf nu pas je dezelfde techniek toe maar vergelijk je het beeldveld in je kijker met de AAVSO kaart om zo de veranderlijke ster te lokaliseren. Vergelijk steeds zeer goed hetgeen je ziet in de kijker met de kaart zodat je zeker bent dat je de juiste ster te pakken hebt.

Het schatten van de helderheid

Eens je de veranderlijke gevonden hebt kan je de helderheid gaan schatten. Dit doe je aan de hand van twee vergelijksterren, één die een beetje zwakker is en één die een beetje helderder is dan de veranderlijke. Je kan best de sterren wat onscherp zetten. De helderheid vergelijken van schijfjes is gemakkelijker dan van puntjes. Zorg ervoor dat je bij het kiezen van de vergelijksterren het helderheidsverschil voldoende klein houdt. Wanneer het helderheidsverschil tussen de twee vergelijksterren te groot is dan zal je schatting onnauwkeurig worden. De regel is hier: hou het verschil kleiner dan 1 magnitude, tenzij er geen andere vergelijksterren beschikbaar zijn. Je hebt bijvoorbeeld twee vergelijksterren gevonden, één van magnitude 9.8 en één van magnitude 10.4. Je tracht nu het helderheidsverschil in je gedachten te verdelen in een gelijk aantal delen, in dit geval bijvoorbeeld in 6 delen. Je vergelijkt de veranderlijke met beide vergelijksterren. Indien de veranderlijke even helder is als een van de vergelijksterren, bijvoorbeeld die van magnitude 9.8, dan schat je de veranderlijke magnitude 9.8. Meestal zal de helderheid van de veranderlijke tussen de twee vergelijksterren in liggen. Als je merkt dat de veranderlijke een beetje zwakker is dan de ster van magnitude 9.8 en een veel helderder dan die van magnitude 10.4, dan kan je dat bijvoorbeeld noteren als 9.8-1-V-5-10.4, waarbij V de helderheid van de veranderlijke is. Je schat de veranderlijke dan op magnitude 9.9. Indien je vindt dat de veranderlijke 2 delen zwakker is dan magnitude 9.8 en 4 delen helderder dan magnitude 10.4 dan schat je de ster op magnitude 10.0.
Bij het uitvoeren van je schattingen moet je wel op een aantal zaken letten. Als je je aan volgende eenvoudige regels houdt dan zal je nauwkeurige schattingen kunnen maken:

  • Neem steeds perifeer waar, dwz kijk een beetje naast de veranderlijke en de vergelijksterren.
  • Zorg er voor dat de denkbeeldige verbindingslijn tussen de vergelijkster en de veranderlijke steeds evenwijdig loopt met de verbindingslijn tussen je twee ogen. Draai eventueel je hoofd t.o.v. het oculair.
  • Zet de sterren onscherp zodat het kleine schijfjes worden. Het vergelijken de helderheid van schijfjes is gemakkelijker dan van puntjes. Let hierbij op dat de onscherpe veranderlijke en vergelijksterren niet samensmelten met andere sterren.
  • Tracht het licht van de vergelijkster en de veranderlijke afwisselend op dezelfde plaats van je netvlies te laten vallen om de helderheid te vergelijken.

Meer informatie over de waarnemingstechnieken en het opzoeken van veranderlijken vind je in het handboek van de werkgroep.

Waarnemingsfrequenties

In het programma van de werkgroep zitten zowel sterren die langzaam en min of meer voorspelbaar variëren als sterren die snelle en onvoorspelbare lichtwisselingen vertonen. Het spreekt voor zich dat sterren die langzaam variëren niet zo vaak moeten worden waargenomen als de onvoorspelbare types. De lijst hieronder geeft per type de waarnemingsfrequenties weer.

 

type
frequentie
Mira (P>180 dagen)
7dagen
Mira (P<180 dagen)
4 dagen
Semi-regelmatigen
4 dagen
RV Tauri sterren
4 dagen
Dwergnovae
dagelijks
Symbiotische sterren
dagelijks
R CrB sterren
dagelijks
Novae
dagelijks
Supernovae
dagelijks
Onregelmatigen
dagelijks

Wat moet je noteren?

Om je waarnemingsrapport te kunnen maken moet je tijdens de waarnemingen voor iedere waarneming minimum volgende zaken noteren:

  • datum en tijd in UT, tot op de minuut nauwkeurig
  • naam van de veranderlijke
  • magnitude van de veranderlijke
  • gebruikte vergelijksterren
  • de gebruikte kaart
  • opmerkingen

 

De waarnemingen rapporteren

De instructies voor het rapporteren van waarnemingen vind je onder de rubriek rapporteren.

Copyright 2003 - 2024 Vereniging voor Sterrenkunde - Werkgroep Veranderlijke Sterren